zhèlǐ dàochù dõushì zhãngláng!

En toen gingen we voor de echte reis ervaring: zelf met de bus naar mount Emei. Met de taxi naar het busstation, met de plaatselijke bus in twee uur naar Emei, met een illegaal busje weer verder naar een volgende stop, en toen met de kabelbaan naar de Wanniantempel/klooster, alwaar we onze intrek gingen nemen. Een hele tocht, veel zoeken zonder dat we iets konden lezen,  gaar.

Helaas: wat we ook probeerden, de tempel had niet het idee dat we daar terecht konden, wij bellen met onze reisagent die ons na wat telefonische omzwervingen meldde dat we weer naar beneden moesten, bij de parkeerplaats. Aldaar flink gezocht, Wannian hotel dan maar. Ook daar hadden ze niet het idee dat we er terecht konden, weer gebeld met de reisagent, en ja, toen kregen we daar een kamer. Sorry, het klooster was vol. We waren het inmiddels zat.

De dames achter de balie van het wat vage hotel had nog nooit letters leren lezen geloof ik. Ze draaiden onze paspoorten een paar keer om en om en ik denk dat wij als familie ” Je maintaindrai” de boeken in zijn gegaan. J kon op de gang nog net een kakkerlak raken. J, F, T en ik hebben een mooie wandeling de berg op gemaakt, een eindeloze trap de idyllische berg op, onderweg allerlei tempeltjes. Na een uurtje klimmen kwamen we weer bij de Wannian tempel en het klooster, het zag er prachtig uit en de gasten (die er wel in hadden gemogen dus) zaten gezamelijk rond grote tafels aan de vegetarische maaltijd. T werd sjagerijnig van het idee dat wij daar hadden kunnen/moeten zitten! Weer terug.

Op de berg zitten naast de plaatselijk krekelachtigen die onwijs hard kunnen tsjirpen, ook andere insecten die in koor sjielpen, heel hoog gaan ze samen aan en weer uit. Alsof de hele berg ligt te snurken/fluiten, een bizar geluid. Ook weer heel veel heel grote gekleurde vlinders en bijzondere vogeltjes. De apen die er wonen zagen we niet.

We waren net voor het onweer weer terug, en net voor een gigantische plensbui in een klein restaurant. Die zetten ons een heerlijk maal voor, twee grote flessen slap bier en we kregen het enige kaarsje in het pand (de stroom was inmiddels uitgevallen). De rest van de familie at naast ons in het duister en na het eten kwamen de oudere kokkins nog even kijken wie ze te gast hadden gehad. Het meisje wat ons bediende sprak een beetje engels, overigens aanzienlijk beter dan enig andere bewoner van de berg, zoals de heren bij de tourist information, die allemaal geen woord engels oid  spreken. Leuk: als wij aangeven geen chinees te spreken gaan ze het voor ons uitschrijven- uiteraard in Chinese karakters… –

Daarna gaan slapen in het hotel wat inmiddels was voorzien van heel veel kaarsjes op de gang, gelukkig hadden onze kamers er ook een paar. Slapen was kort: onze gang werd bevolkt door een bus opgewonden chinese schoolkinderen die een dag uit waren en zowel savonds al smorgens om 6 uur op alle deuren bonsde (voor de zekerheid ook de onze) en luid en uitgelaten klonken. Ontbijt deden ze niet aan, maar gelukkig hebben de meisjes van Mei geleerd welke items uit de plaatselijke supermarkt goed eetbaar waren. Best lekker.

Timo heeft de reisagent gebeld (nog best een inspanning die uiteindelijk via de baas in Beijing liep) dat we niet zo blij waren met de huidige regeling en dat we van zins waren deze dag nog terug te keren naar Chengdu (we zouden twee nachten in het klooster zitten), en dat we daar dan graag een hotel kregen. Omdat we sowieso nog de laatste nacht in Chengdu zouden zijn kon dat mooi gecombineerd en dan alles dan graag in de buurt van het ons geadviseerde shoppingcentrum. Wens van de meiden. Onder luid gejuich van de meisjes werd ons later bevestigd dat dit alles geregeld was, we werden als compensatie voor het ongerief ge-upgrade zodat ik nu in een buitengewoon luux hotel lekker zit te typen. Maar wel jammer van het klooster, T voelt zich bestolen…

Maar voor we hier kwamen gingen we eerst uit Emei, via de grote buddha van Leshan.

This entry was posted in Vakantie China 2010. Bookmark the permalink.